Het is tijd



Jean Kluger/Marc Swido


1972


De morgen schuift langzaam zijn sluier van licht

met zilveren hand op het nachtelijk gezicht

de mensen ontwaken nog loom van de slaap


Het is tijd


Hoog boven de aarde zweef ik in mijn droom

de morgen heeft schouders en heupen van room

ik drink sterrendauw van een maanwitte mond


Het is tijd


En klokken doorboren met brekende stem

de stervende nachtrust en roepen tot Hem

de Meester en Schepper van hemel en aard


Het is tijd, het is tijd


De stad rekt zich uit als een monsterlijk dier

vol stinkende braaklucht, vol walgelijk bier

en stikt elk geluid in een bruisende stroom

van mensen, machines, die als in een droom

zich haasten, al kruipend door haar ingewand

hun God tegemoet, Hij heeft geld in de hand

en niemand die nu nog het klokkenspel hoort

want luide sirenen die huilen in koor


Het is tijd, het is tijd, het is tijd


De avond schuift langzaam in duisternis dicht

vol dromende handen vol schaduwend licht

hij geeft alle mensen de rust van de slaap


Het is tijd


En schuchter verheft zich een toren zijn stem

maar niemand die zo laat nog luistert naar hem

hij staat vast geankerd in staal en beton

en reikt tevergeefs naar de stervende zon


Maar ieder is eenzaam die slechts uren telt

de klok, de sirene roepen beiden om geld

zij jagen de mens als een slaaf door de tijd

en roepen aldoor het is tijd, het is tijd


Het is tijd, het is tijd, het is tijd


Hoog boven de aarde zweef ik in mijn droom

de morgen heeft schouders en heupen van room

ik drink sterrendauw van een maanwitte mond


Het is tijd




TERUGSongteksten.htmlshapeimage_1_link_0